Een dier dat bij de Wildopvang binnenkomt wordt direct ingeschreven in de administratie. Daarbij wordt genoteerd of het een jong of een volwassen dier betreft. Deze informatie is belangrijk omdat jonge dieren vaak een andere verzorging nodig hebben dan volwassen dieren. Een jonge vogel kan een bloot kuiken zijn, dat net uit het ei is gekropen, maar het kan ook een zelfstandige vogelpuber zijn. Om deze leeftijdverschillen enigszins vast te leggen worden bij de opvang verschillende termen gebruikt, zoals nestjong, uitvlieger of zelfstandig jong.
Bij de opvang worden ieder jaar veel jonge vogels gebracht, die om zeer uiteenlopende redenen in de problemen zijn gekomen. Ze kunnen uit het nest zijn gevallen of door een kat gepakt, maar er vliegen ook veel jonge vogels tegen ramen of in het water. Ook kunnen ze hun ouders kwijtraken terwijl ze nog niet voor zichzelf kunnen zorgen. In 2018 zijn er in totaal 1410 jonge vogels gebracht, hetgeen neerkomt op ruim 55% van alle vogels die we in dat jaar hebben opgevangen.
Vogelsoorten waarvan we jongen ontvangen
De 1410 jonge vogels uit 2018 zijn van 98 verschillende vogelsoorten afkomstig. In tabel 1 zijn een aantal soorten ingedeeld naar de maand waarin we het eerste jong van deze soort binnenkregen.
tabel 1: Maand waarin het eerste jong van een bepaalde vogelsoort is gebracht .
maand | soort (* = zomergast) |
januari | kokmeeuw, stadsduif, turkse tortel |
februari | stormmeeuw, zilvermeeuw, kleine mantelmeeuw, houtduif |
maart | blauwe reiger, wilde eend, fuut |
april | heggemus, spreeuw, merel, meerkoet , huismus, holenduif |
mei | boomkruiper, koolmees, pimpelmees, roodborst, winterkoning, grote bonte specht, ekster, kauw, vlaamse gaai, zwarte kraai, bergeend, nijlgans, waterhoen, knobbelzwaan, scholekster |
juni | zwartkop*, boerenzwaluw*, gierzwaluw*, huiszwaluw*, zanglijster, torenvalk, vink |
juli | witte kwikstaart*, boomvalk*, kerkuil, fazant , groenling |
augustus | koekoek*, putter |
oktober | buizerd |
Meeste soorten in mei
In tabel 1 is te zien dat bijna het gehele jaar door jonge vogels bij de opvang worden gebracht. In mei komen van de meeste vogelsoorten de eerste jongen bij de opvang binnen. Dit komt waarschijnlijk omdat het zwaartepunt van het broedseizoen voor het merendeel van de Nederlandse broedvogels tussen maart en juli ligt.
De vogelsoorten in tabel 1 zijn voornamelijk standvogels, die het hele jaar in Nederland blijven. Zomergasten overwinteren in het zuiden en komen omstreeks april/mei in Nederland terug om te broeden. Daardoor beginnen ze later in het jaar met broeden dan standvogels. De zomergasten heb ik in de tabel met een * gemarkeerd. Het totale aantal jonge zomergasten dat de opvang met een bezoek vereert is gering, het gaat slechts om 17 individuen.
Oudere jongeren
In de tabel is te zien dat er in januari en februari jonge meeuwen zijn gebracht. Deze winterse jonge meeuwen waren allemaal zelfstandige vogels, die al minstens een half jaar oud waren. Een kokmeeuw doet er ruim een jaar over om het volwassen verenkleed te verkrijgen, voor een stormmeeuw duurt het bijna twee jaar en zilvermeeuwen en kleine mantelmeeuwen zijn zelfs in hun derde winter nog als “jong” te herkennen. In de directe omgeving van Delft broeden weinig meeuwen en daarom komen er zelden nestjongen van meeuwen in de opvang.
Omdat het vele maanden tot jaren kan duren voordat een vogel het volwassen verenkleed verkrijgt, geeft de maand waarin een jonge vogel wordt gebracht geen garantie dat het jong ook in die maand is uitgebroed. Toch geldt voor de meerderheid van de jonge vogels in tabel 1 dat ze nog niet zelfstandig waren op het moment dat ze bij de opvang arriveerden.
Talrijkste vogelsoorten in de opvang
Van de meeste vogelsoorten in tabel 1 krijgen we ieder jaar wel één of meerdere jongen in de opvang. Het aantal jongen dat per soort wordt gebracht verschilt sterk.
In de bovenstaande tabel zie je dat het aantal jonge houtduiven heel geleidelijk verdeeld is over het jaar. Van april tot en met oktober is er wel een toename maar deze blijft die maanden heel gelijkmatig. Dit is anders dan bij de kauwen en merels: die laten een duidelijk piek zien vanaf april tot en met september met een hoogtepunt in juni.
Geschreven door Caroline Elfferich en geactualiseerd door Willeke van den Heuvel